In deze begroting zijn vier uitwerkingsopdrachten opgenomen. In dit hoofdstuk geven wij een beschrijving van de opdracht en een tijdpad voor de uitwerking ervan.
1. Grip op de beheeropgave
Bij deze uitwerkingsopdracht gaat het om het creëren van voldoende ruimte voor het (groot) onderhoud en vervangingsinvesteringen. Dit vloeit voort uit het rapport ‘Betaalbaar Almere 2050’ en het ‘Strategisch Asset ManagementPlan’. Dit wordt gecombineerd met een voorstel om de bekostiging van de investeringen in de openbare ruimte te veranderen van ‘sparen’ naar ‘lenen’. Dit is een ingewikkelde operatie.
Wij stellen de volgende uitwerkingsopdracht voor:
In de begroting 2024 wordt een voorstel aan het bestuur voorgelegd waarmee het noodzakelijke (groot) onderhoud en vervangingsinvesteringen voor de komende 30 jaar worden zeker gesteld. Hierbij geldt het Strategisch Asset ManagementPlan als vertrekpunt. Op basis hiervan maken we een realistische investeringsplanning voor de komende 10 jaar. Hierbij kijken we niet alleen naar de theoretische levensduur maar ook naar de feitelijke onderhoudssituatie van onze bezittingen.
Op basis van deze investeringsplanning kiezen we een bekostigingssystematiek, waarbij de activa worden geactiveerd en afgeschreven over de levensduur. We brengen in beeld wat de financiële consequenties zijn voor de gemeente. Het gaat hierbij ook om de betaalbaarheid van de rentekosten op de lange termijn. We kijken ook hoe we de vrijvallende reserve afschrijvingen zo goed mogelijk kunnen benutten om de risico’s voor de gemeente te beperken.
In het tweede kwartaal van 2023 willen we dit in een informatieve sessie met de gemeenteraad bespreken, zodat de raad voorbereid wordt op de voorstellen die we bij de begroting 2024 gaan doen.
2. Autonome groei
Onder autonome groei verstaan we de groei van lasten en baten door het groter worden van de stad. In de huidige begrotingsmethodiek laten we maar een zeer beperkt aantal uitgaven automatisch meegroeien met de groei van de stad. Hierdoor is het beeld van onze financiële positie niet compleet en wordt er indirect bezuinigd op budgetten zonder dat hierover een expliciet besluit is genomen. In het coalitieakkoord is voor 2026 structureel € 1 miljoen extra opgenomen voor de autonome groei. We richten ons hierbij op de algemene dekkingsmiddelen en de kosten die hieruit moeten worden betaald. We kijken dus niet naar doeluitkeringen of leges en heffingen die kostendekkend zijn. De autonome groei van deze onderdelen hebben namelijk geen effect op de financiële positie van de gemeenten.
Wij stellen de volgende uitwerkingsopdracht voor:
We werken in het voorjaar van 2023 een voorstel voor autonome groei uit. Het basisscenario is om alleen de budgetten die onvermijdelijk toenemen met de groei van de stad mee te nemen. Het gaat hierbij om:
- het beheer en onderhoud van de stad (toename areaal);
- 'open einde' regelingen (sociaal domein), inclusief uitvoeringskosten;
- bijdragen en contributies die worden bepaald o.b.v. omvang van de gemeente;
- overheadkosten laten we meegroeien met de groei van de organisatie via een bedrag per fte;
- we brengen ook in beeld wat het kost om het beleidspersoneel mee te laten groeien.
3. Maatschappelijke investeringen (voorheen bevolkingsvolgende voorzieningen)
Maatschappelijke voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn als de stad verder groeit. Hierbij moet je denken aan bijvoorbeeld sportvoorzieningen, welzijnsvoorzieningen en buurthuizen. In 2020 is de visie vastgesteld, met een afwegingskader. In de begroting 2024 zullen we een investeringsplan neerleggen voor de noodzakelijke en gewenste voorzieningen voor de periode tot en met 2030.
4. Takendiscussie
In het coalitieakkoord is onder het kopje ‘Financiële afspraken’ het volgende opgenomen: “Onderdeel van de bestuurlijke ambitie is ook een bijdrage aan de toekomstbestendige organisatie. De directie komt met bezuinigingsvoorstellen op programmabudgetten ter dekking van de toekomstbestendige organisatie. Dit betekent dat er per programmabudget wordt ‘omgekleurd’ naar organisatiebudget. Er wordt ingezet op een bezuiniging van € 18 miljoen structureel. Hiervan is € 6,4 miljoen onder voorbehoud. Mochten de accressen van het gemeentefonds in 2026 daartoe ruimte bieden blijft de bezuiniging beperkt tot € 11,6 miljoen.”
Op basis van deze tekst spreken wij liever van ‘takendiscussie’ dan van bezuinigingen. Het is immers de bedoeling om taken te verminderen en daarmee geld vrij te spelen voor de organisatie.
We formuleren de volgende opdracht:
Er wordt een project ingericht met als opdracht een integraal voorstel met ombuigingsvoorstellen te formuleren. Medio 2023 zal dit voorstel worden opgeleverd. We willen de uitkomst verwerken in de Programmabegroting 2024. De insteek is het terugbrengen van taken (structureel of projectmatig). We starten met taken die niet in het coalitieakkoord staan en die geen onderdeel zijn van vastgesteld beleid. Bestuurlijke keuzes zullen tussentijds bestuurlijk worden afgestemd. We voorzien het pakket eventueel van alternatieve scenario’s. Ook maken we een impactanalyse van de voorstellen.
De opdracht is gericht op een besparing van € 11,6 miljoen structureel vanaf 2026. Dit is de besparing die nodig is om de toekomstbestendige organisatie te kunnen betalen. De totale besparing in het coalitieakkoord is € 18 miljoen. De extra bezuiniging van € 6,4 miljoen is nodig voor extra beleid in het coalitieakkoord. Mochten de accressen van het gemeentefonds in 2026 daartoe ruimte bieden, blijft de besparing beperkt tot € 11,6 miljoen. Als het extra accres niet, of niet volledig komt, zijn er voor € 6,4 miljoen aan bestuurlijke keuzes nodig om dit bedrag alsnog te besparen.