We hebben afgesproken dat we het project risicomanagement ook in de aankomende periode gaan voortzetten. De ingeslagen weg van het verbeteren van ons risicomanagement krijgt dus een vervolg in 2023. We willen alle risico’s op een gestructureerde manier in kaart te brengen. Het renterisico hebben we al via deze nieuwe werkwijze uitgewerkt. Het grondexploitatierisico en het inflatierisico zijn in een afrondende fase. Hierna volgt de verdieping van de andere risico’s.
Het verbeteren van ons risicomanagement met gebruik van data moet ons helpen om minder te worden verrast door tegenvallers. We willen uiteindelijk beter om kunnen gaan met de (structurele) financiële gevolgen van risico's die zich voordoen. We willen de uitkomsten van dit risicomanagementproject in de toekomst gebruiken om de benodigde omvang van de buffer te bepalen. Dit doen we door een verdiepingsslag toe te passen op wat onze risico’s zijn en hoe we daarmee omgaan.
Gevormde reserves
We verwachten eind 2022 € 427 miljoen aan reserves te hebben. Onze reserves nemen de komende jaren af. Dat komt doordat we gespaard geld de komende jaren gaan uitgeven, bijvoorbeeld voor het Fonds Verstedelijking Almere. Per saldo veranderd er tussen 2023 en 2026 niet veel in de stand van de bestemmingsreserves. Wel is te zien dat onze buffer afneemt van € 84 miljoen in 2022 naar bijna € 20 miljoen in 2026. In de grafiek hieronder is de opbouw van onze reserves per einde van ieder jaar opgenomen.
Reserves
bedragen x € 1 miljoen
Reserves kunnen worden ingedeeld in ‘bestemde reserves’ (rood), ‘risico reserves’ (blauw) en de ‘buffer’ (groen). Het resultaat van 2021 is opgenomen in het geel. De buffer en de risicoreserves vormen samen onze algemene reserves. De risicoreserves zijn bedoeld om de verwachte verliezen af te dekken. Als de omvang van de risicoreserves kleiner is dan de verwachte verliezen, hebben we mogelijk niet genoeg geld om verliezen in de toekomst op te vangen. De buffer is er om onverwachte verliezen op te vangen.
We verwachten dat er eind 2022 € 84 miljoen in de buffer zit. Dit komt voornamelijk door de winst van het grondbedrijf over 2021 en 2022 van beide € 17 miljoen. We zien dat we de komende tijd veel incidentele uitgaven doen. De buffer daalt daardoor naar € 20 miljoen eind 2026. Hierdoor kunnen we minder onverwachte verliezen opvangen. De risicoreserves blijven stabiel. Dat geldt de komende jaren ook voor de bestemmingsreserves. Sommige bestemmingsreserves nemen af doordat we gespaard geld gaan uitgeven, bijvoorbeeld voor het Fonds Verstedelijking Almere. Hier staat tegenover dat andere bestemmingsreserves juist toenemen. Bijvoorbeeld de reserves voor de investeringen in de openbare ruimte. Daarin storten we de geïnvesteerde bedragen zodat we daaruit de komende jaren de kapitaallasten kunnen betalen.
Eind 2022 heeft het grootste deel van de reserves een bestemming. Dit gaat om € 344 miljoen. Deze reserves kunnen we niet zomaar gebruiken. Er zitten namelijk voorwaarden aan. Zo hebben we € 102 miljoen gereserveerd voor afschrijvingskosten van investeringen uit het verleden. Daarnaast zit er bijvoorbeeld € 46,5 miljoen in de reserve van het Fonds Verstedelijking Almere en € 9,7 miljoen in de reserve sociaal domein. Hierover hebben wij afspraken gemaakt met andere partijen, dit mogen we dus alleen voor deze doelen gebruiken.
Hoe gezond zijn onze gemeentefinanciën?
Het totale geldgevolg (maximale risico na het nemen van beheersmaatregelen) van alle geïnventariseerde risico’s is ingeschat op € 648 miljoen. Deze risico's kunnen we in drie categorieën indelen:
- € 135 miljoen aan risico's binnen de begroting en die een mogelijk beslag leggen op de algemene middelen. Voor deze risico's hebben we een bedrag gereserveerd in de saldireserve.
- € 80 miljoen aan risico's bij de negatieve grondexploitaties (verliesgevend). Deze risico's leiden tot extra verlies in het grondbedrijf als die zich voordoen. Voor deze risico's hebben we reservering opgenomen in de reserve weerstandsvermogen van het grondbedrijf.
- € 433 miljoen aan risico's bij de positieve grondexploitaties (winstgevend). Als deze risico's zich voordoen leidt dat tot een lagere winstafdracht van het grondbedrijf. Omdat we in de begroting geen rekening houden met toekomstige winsten leidt dit niet tot nadelen in de begroting. Hiervoor is dus geen reserve nodig.
In onderstaande grafiek hebben we de bedragen inzichtelijk gemaakt. De risico’s die leiden tot verliezen zijn de risico’s binnen de begroting (€ 135 miljoen) en de risico’s van de negatieve grondexploitaties (€ 80 miljoen). Hier tegenover staan reserves van € 176 miljoen. Deze reserves worden verderop uitgesplitst. De risico’s die leiden tot minder winst zijn de risico’s van de positieve grondexploitaties een winstreservering (€ 433 miljoen). We verwachten dat de opbrengsten maximaal € 458 miljoen zijn. Als alle risico’s zich in volledige omvang voordoen houden we nog een opbrengst over van € 25 miljoen. Dat scenario is niet realistisch. De aankomende jaren verwachten we nog wel een afdracht van het grondbedrijf. Het totale winstpotentieel wordt nu geschat op € 168 miljoen. Een uitgebreidere toelichting hierop is opgenomen in de paragraaf grondbeleid.
reserves en risico
bedragen x € 1 miljoen
Omdat nooit alle risico’s zich gelijktijdig voordoen, wordt ook een inschatting gemaakt van de kans dat een risico optreedt. Het geldgevolg en de kans worden met elkaar vermenigvuldigd. Dit leidt tot het risicobedrag. In onderstaande grafiek staat wat we reserveren voor de risico’s. Te zien is we per 1 januari 2023 een buffer van € 84 miljoen hebben voor onbekende risico’s. Daarnaast reserveren we € 70 miljoen voor risico’s binnen het grondbedrijf. In de saldireserve reserveren we € 22 miljoen voor verwachte risico’s.
Weerstandsvermogen
bedragen x € 1 miljoen
In het vervolg van deze paragraaf geven we op hoofdlijnen een toelichting op de risico's van de algemene dienst en het grondbedrijf. De risico’s van het grondbedrijf worden jaarlijks uitgebreid toegelicht in het MPGA. De toelichting op de risico’s van de algemene dienst staan in de derde kwartaalrapportage 2022 per risicogroep.
Structurele risico's in de begroting
We hebben nog geen regels of vaste afspraken hoe we omgaan met structurele risico’s. Op dit moment moeten we bezuinigen als er zich een structureel risico voordoet, tenzij we er extra geld voor krijgen uit het gemeentefonds. We nemen nu onze belangrijkste structurele risico’s incidenteel op. Het gaat om de volgende risico’s:
- Volumegroei bij de jeugdhulp en het doorvoeren van de gemeentelijke bezuinigingen en Rijksbezuinigingen
- Extra kosten van de Omgevingswet en de wet Kwaliteitsborging, boven op wat al in de begroting is verwerkt.
- Een vertrouwelijk risico die structureel is, is opgenomen in de raadsbrief vertrouwelijke risico’s.
Daarnaast worden we op dit moment geconfronteerd met sterke loon- en prijsstijgingen. Het is op dit moment erg moeilijk om te voorspellen hoe dit zich zal ontwikkelen. Als de prijzen harder stijgen dan waar we nu in de begroting rekening mee houden, en we daar niet voor gecompenseerd worden, kan dit leiden tot structurele nadelen voor onze begroting. Een uitgebreidere toelichting hierop is opgenomen bij de risicocategorie 'prijsstijgingen' in de derde kwartaalrapportage 2022.